De Windsymfonie – klankpoëzie uit data

02.06.2025

een bijdrage van Arne Herman voor Casco Phil

Met zicht op de Antwerpse haven, het kloppende hart van de Belgische industrie, reflecteert Casco Phil over de schoonheid van muziek in een door algoritmes gedomineerde leefwereld. In De Windsymfonie die Peter Knockaert in 2023 componeerde, worden de datastromen tot klinken gebracht die door windturbines worden gegenereerd. Wat ontstond als een gek idee, is vandaag een aanleiding om in muzikale termen na te denken over de toekomst van creativiteit, en de toekomst van onze planeet. Componist Peter Knockaert geeft inzage in het maakproces van een van zijn meest avontuurlijke geesteskinderen, dat op 2 juli wordt uitgevoerd tijdens het STROOM Festival.

Ecologie en algoritmes—dat zijn geen voor de hand liggende stimuli voor het schrijven van een werk voor symfonisch orkest. Hoe zijn die twee in jouw muziek samengekomen?

 De eerste telefoon die er ooit geweest is, was van Benjamin (Haemhouts, artistiek leider van Casco Phil, nvdr.) die me vroeg: “Kunnen we windmolens muziek laten maken?” Dat overvalt je natuurlijk wel eventjes. En toch kwamen we al snel uit op een grote hoeveelheid muzikale parallellen; als je goed kijkt, zijn er heel wat datastromen die je aan muzikale parameters kan koppelen. Dus eigenlijk was dat heel dankbaar materiaal om muzikaal iets mee te doen. Heel evident is bijvoorbeeld het volume. Hoe harder de wind waait, hoe luider de klank. Dat spectrum van heel zacht naar heel hard kan je als componist gemakkelijk in muzikale bouwstenen omzetten. Op een gelijkaardige manier bepaal je als componist een aantal regeltjes, waar je zaken als toonhoogtes koppelt aan bepaalde waarden. Of als een datastroom plots een sprong maakt van drie stapjes, transponeerde ik van do groot naar mi-mol groot.

De weg van een tientallen meters hoge windturbine naar een speelbare partituur is lang. Hoe komt zo’n eigensoortig project technisch tot stand?

Eerst hebben we heel veel getest. Onderzoeker Bart Ribbens van de Universiteit Antwerpen had een soort mini-programma ontwikkeld met een virtuele windmolen waaraan we de zotste klanken hebben gehangen. Daar kwamen dan bepaalde patronen uit waar we verder mee aan de slag konden. In de eerste fase was het dus best mathematisch: gewoon één-op-één horen hoe een datastroom klinkt. De volgende stap was dan het opschalen, en zien wat er ontstond met een kritische massa van het veertigtal windmolens dat langs de Antwerpse haven staat. Het idee was om elk van die windmolens te koppelen aan één instrument, en dus zo een partituur te ontwerpen met 38 unieke stemmen – geen klassieke partituur dus. Ook de partij voor de sopraan is volledig datagestuurd; enkel de klinkers die ze zingt heb ik zelf bepaald. Het was heel interessant om dat automatisch gegenereerde resultaat te horen, maar ‘als muziek’ klonk dat niet echt bevredigend. Het oorspronkelijke idee was eigenlijk zelfs dat ik niet als componist ging ingrijpen, maar eerder als arrangeur. Zo zou het dus effectief gewoon een machine geweest zijn die de data meteen naar de tablets van de muzikanten zou sturen. Dat idee hebben we toch moeten laten gaan omdat je daar geen grote gehelen mee krijgt.

Daar begon dus het ‘echte’ creatieve werk?

Inderdaad. Bij de fysieke windmolens is het zo dat de ene molen, of groep molens, de bewegingen van de andere mee bepaalt. Bijvoorbeeld wanneer er bij de ene molen veel wind is en de andere bijna stilligt. Door die afstemming, volledig bepaald door een combinatie van het weer en het technische algoritme, ontstonden complexere curves, en dus patronen die ik als componist als materiaal kon gebruiken. Met andere woorden: bepaalde melodieën volgen letterlijk de curve van de data, maar evengoed werden verschillende datastromen met elkaar gecombineerd om het aanhoorbaar te maken. Interessant genoeg gaan de terugkerende, herkenbare motieven in het werk letterlijk terug op de datastromen zelf. Zo zit er een prachtige cellomelodie in, recht uit de datastroom, waarvan ik echt wou dat ik ze zelf had gecomponeerd. Maar op grote schaal was het dus zaak om een evenwicht te vinden tussen een toondoof algoritme en een aantal bewuste muzikale ingrepen. De opbouw van alle patronen die we verzameld hebben, is dus wel een creatieve interventie geweest. We hebben wel geprobeerd om dat ‘chronologisch’ juist te doen, en dus de datastromen te respecteren. Maar als je puur serieel begint te werken, duurt het soms veel te lang voor er variatie en structuur uit je werk tevoorschijn komt. Dat is muzikaal niet zo tof. Die ontwikkeling hebben we dus zelf een beetje… gestimuleerd. Dat is de beste formulering, denk ik.

Uiteindelijk zijn we hier dus maar een klein stapje verwijderd van Artificiële Intelligentie, en zet het de hele discussie rond intuïtie en creativiteit op scherp…

Zoals ik zei, hadden we aanvankelijk een systeem gecreëerd dat de muziek helemaal vanzelf kon genereren, waar je niets van menselijke input zou moeten insteken om toch een effectief resultaat te krijgen. Die piste hebben we moeten verlaten omdat het resultaat niet bevredigde en er geen structuur in zat. Structuur blijft toch een ding waar mensen naar teruggrijpen. Als we teruggaan in de tijd ook, er zijn weinig componisten die zeggen dat de muziek vanzelf tot hen kwam, en ontsproot uit pure, onbevangen intuïtie. Er is altijd een element waarvan vertrokken wordt. Ook iemand als Bach heeft zijn vrijheden bedwongen. Hij componeerde ongelofelijk intuïtief, maar hij ging wel streng om met een aantal vooraf bepaalde idiomen. Voor mij is de sterkte van een componist hoe die creatief omgaat met idiomen. Ik wil me natuurlijk niet vergelijken met Bach, maar het is ook hier alsof je een aantal puzzelstukjes in handen krijgt en zelf kan bepalen in welke volgorde je die legt, boven of onder elkaar, naast elkaar, in welke richting… Maar gaan we in de toekomst die menselijke factor nog nodig hebben om echt aan kunst te doen of niet? Gaan we als luisteraar het verschil nog horen? Ik weet er het antwoord niet op.

Als componist voeg je dus een structuur of eenheid toe aan het materiaal, waardoor je creatieve rol in essentie bestaat uit het ontwerpen van een narratief voor materiaal dat je aangeboden krijgt.

Klopt. Achter de vierdelige structuur van De Windsymfonie zit trouwens ook een logica. Bart Ribbens heeft de data van een volledig jaar geregistreerd, en die data hebben we opgedeeld in de vier seizoenen. Het is interessant om te zien dat er wel degelijk grote verschillen zijn per seizoen. In de winter is het kouder, is er minder luchtdruk, enzovoort.  Al die zaken hebben heel veel invloed op de snelheid van de wieken die dan draaien. Met een lagere luchtdruk is ook alles kalmer in de data. Logisch allemaal, maar een muzikale vertaling daarvan is toch wel echt sprekend. Daar heb ik dan de mythen van de vier goden van de wind aan gekoppeld: Boreas, Euros, Notos en Zephyros. In de Griekse mythologie representeren zij de windrichtingen, en bij uitbreiding ook de vier seizoenen. Op basis van de data die verschillen per seizoen hebben we dus vier verschillende muzikale karakters kunnen ontwerpen.

Dan ligt eigenlijk ook het thema van ecologie en klimaatverandering voor je neus.

In het artistieke proces ben ik daar niet heel bewust mee bezig geweest, ik heb mij vooral laten inspireren door wat heel concreet met de weersomstandigheden gebeurt. Maar het is uiteraard niet los te koppelen, want moesten we deze symfonie over dertig jaar maken, of over honderd jaar, zullen we een heel ander resultaat krijgen.

componist Peter Knockaert © Victoria Kapuy-Schwarz

Wat kan het publiek verwachten? Wat wil je dat blijft hangen na zo’n uitvoering?

Als componist wil je natuurlijk dat het een muzikale ervaring is die bijblijft. Maar hier is het maakproces even interessant. Daarom is het zeker een meerwaarde dat de video getoond wordt, en dat de koppeling van data aan muziek concreet gemaakt wordt. Ultiem hoop ik dat mensen zich zullen verbazen over de poëzie die uit nuchtere data kan voortvloeien.