Stille wenken: de grafische partituren van Frie J. Jacobs

30.08.2024

Een interview door Annemarie Peeters voor Musica Divina.

‘Pas op!’ Ik ben nog maar vijf minuten binnen in het huis van kunstenaar Frie J. Jacobs in Zoersel als hij me al waarschuwt voor wat komen gaat. ‘Als ik aan het praten ben, neem ik elke afslag die er maar te nemen valt.’ Dat klopt, blijkt al snel. Ons gesprek meandert van bocht naar bocht. Jacobs spreekt, zoals hij ook zijn werk creëert: luisterend naar het moment, zonder groots, vooropgezet plan. Daarna veegt hij, gomt of schaaft tot alleen de kern overblijft. En zo komt ook ons gesprek, bocht na bocht, steeds dichter bij de essentie van zijn werk: dat wat we niet gezegd krijgen. ‘Ik denk echt dat het zo is,’ verzucht hij, terwijl hij nog maar eens naar woorden tast. ‘Ik zoek naar een taal voor de taal, een taal die er altijd al was, maar waarmee we het contact zijn kwijtgeraakt.’

Die zoektocht onderneemt hij met wat de natuur aandient: lucht, water, vuur en aarde. Op de grote tafel in zijn atelier staan potjes vol bloemzaden, meeldraden, pluisjes, takjes en dennennaalden. Wat pigmenten en een pot boekbinderslijm. Niet toevallig opent een groot schuifraam naar de tuin, het belangrijkste deel van zijn atelier. Daar mag de tijd haar werk doen. Soms door te regenen op het blad. Soms door rook en wind op het canvas te doen landen.

Jacobs trekt de ene na de andere grafische partituur uit de kast, een belangrijk onderdeel van zijn werk. Is het muziek? Is het beeldende kunst? Lijnen golven van links naar rechts over het blad, zaden zweven als muzieknoten doorheen het wit. Grijze wolken van rook suggereren klankstromen, druppels kersensap of kleine partikels roest tikken een onhoorbare maatslag. Hier en daar een muzikaal symbool. Soms een kleine aanwijzing voor de uitvoerder.

Terwijl ik naar Jacobs’ partituren kijk, begint er gaandeweg iets te klinken in mijn oren: stil en bijna onmerkbaar. Een fluisterende stem. Een uitnodiging, zo voelt het, om te luisteren naar wat onhoorbaar is. Mijn oren zoomen in, mijn verbeelding maakt muziek. En tegelijkertijd trekken mijn ogen me als vanzelf weer het witte blad in. Mijn zintuigen ondernemen een dans, zo merk ik: ogen beginnen te luisteren en oren beginnen te kijken. Geen knallende forte’s, geen overdonderende kleuren. Jacobs’ partituren eren het kleine en het stille. ‘Ja, daar begint het voor mij,’ beaamt Jacobs. ‘Al mijn partituren worden geboren uit stilte.’

In je jeugd was het nochtans zelden stil.

‘Mijn vader was cellist. Dus bij ons was er altijd muziek in huis. Ik genoot daar heel erg van. Ik herinner me hoe ik vaak lag te luisteren in mijn bed, naar wat ze beneden, in onze huiskamer, aan het repeteren waren. Mijn vader wilde heel graag dat ik muzikant zou worden. Ik deed muziekschool en ik speelde bastuba – niet geheel onverdienstelijk. Maar de muziek was niet mijn weg. Dat was de beeldende kunst.’

Luister je vaak naar muziek?

‘Als ik aan het werken ben, luister ik zelden naar muziek. Heel soms, maar dan het liefst naar muziek die de stilte aanraakt: muziek zonder ballast. Er is zoveel herrie in deze wereld. Mensen kunnen blijkbaar nog heel moeilijk zonder. Ik denk dat dat een vlucht is, weg van de stilte die ons confronteert. Voor mij is die stilte juist een bron. Ik wandel bijna alle dagen in het bos. Ik luister dan naar de wind, naar de vogels, naar het kraken van de takken. De klank van de natuur kan zo overweldigend schoon zijn.’

Hoe werden de stilte en de natuur jouw inspiratiebronnen?

‘Als kunstenaar moet je, net als een muzikant, op zoek naar wat ‘jouw toon’ is: de manier waarop jij je instrument laat klinken. Ik heb als jonge kunstenaar vanalles en nog wat gemaakt. Ik heb mij als het ware leeggetekend, tot ik op een gegeven moment voelde ik dat ik alles moest weggooien. Alles loslaten en zien wat er dan gebeurt. Het werken met natuurlijke materialen is vanaf dan heel langzaamaan in mijn werk geslopen. Weet je, elke vorm, elke kleur is al in onze natuur aanwezig. Dat is toch fenomenaal? Daar kan ik als kunstenaar niets aan toevoegen.’

En de grafische partituren, hoe ben je daarmee begonnen?

‘Grafische partituren zijn natuurlijk niet mijn uitvinding. Die vorm was er al veel eerder. Zelfs in de periode van Dada, in het begin van de twintigste eeuw, experimenteerden kunstenaars er al mee. Zij wilden de grenzen tussen de kunsten in vraag stellen en grafische partituren waren één manier om dat te doen. Later, in de jaren vijftig en zestig zijn ook componisten zoals John Cage met grafische partituren beginnen werken. Ze maakten zo een opening voor de uitvoerders: die mochten vrij improviseren. Ik weet eigenlijk niet meer waarom ik zelf grafische partituren ben beginnen maken. Maar dat is wel vaker zo: al mijn werk komt voort uit intuïtie, niet uit een theorie of een bepaald plan. Die vorm was er opeens en hij sprak me onmiddellijk heel erg aan. Mijn eerste partituur maakte ik in 1993, met boterbloempjes: Ranunculus (opera for buttercups). En het was meteen een opera (lacht)!’

Je maakt partituren. Zie je jezelf dan als een componist?

‘Nee, absoluut niet. Of toch niet in de klassieke zin van het woord. Ik maak geen muziek, ik maak beelden. Ik heb ook geen vooraf vastgelegd idee over hoe een bepaalde partituur zou moeten klinken. De muzikant heeft daarin alle vrijheid. Zo een partituur spreekt, of spreekt niet – dat moeten we aan de muzikant laten. Ik hoor die partituren ook zelf niet als ik ze aan het maken ben. Ze ontstaan uit de stilte en uit het observeren van de natuur.’

Is het belangrijk voor jou dat je partituren uitgevoerd worden door muzikanten?

‘Ik ben enorm blij dat tijdens Musica Divina muzikanten aan de slag zullen gaan met mijn partituren en ook eerdere verklankingen hebben me heel gelukkig gemaakt. Maar anderzijds, in al die jaren dat mijn partituren niet gespeeld zijn, ben ik toch niet gestopt met ze te maken. Dan blijven die partituren gewoon visuele kunstwerken, die een soort uitnodiging in zich dragen naar de toeschouwer toe: dit kan muziek worden.’

Wanneer Jacobs’ partituren gespeeld worden, strekken ze zich uit in de tijd: ze worden tijd, muzikale performances met een begin, een midden en een einde. Ongespeeld herbergen ze gestolde tijd: de tijd die nodig was om de partituur te maken, de tijd die de natuur nodig had om de ingrediënten ervan te laten groeien. Daartussen – precies daartussen – bevindt zich de stille wenk van Jacobs’ grafische partituren: als een uitgestrekte hand. Ik rijd naar huis met een hoofd vol muziek. Uitnodiging geaccepteerd.

Annemarie Peeters