
The Rise
09.02.2025
een bijdrage van Ictus
Er bestaan vele werelden – en er komen er steeds meer bij. In The Rise creëren muzikale lichamen, dansende lichamen, zingende lichamen een nieuwe wereld, op basis van een reeks gedichten van Louise Glück, Averno. De ceremoniemeester is Ruben Grandits, een dove acteur en vertaaltovenaar die betekenis laat vloeien rond taal, gebaar en geluid. Hij gidst de tien performers door de mond van de vulkaan Averno, die ook dienstdoet als portaal tussen de wereld van de levenden en de wereld der doden. Worden dan voor onze eigenste ogen uitgevonden: nieuwe instrumenten, nieuwe harmonieën, een grammatica, een retoriek en zelfs een politiek.
Wie kan zeggen wat de wereld is? De wereld is in beweging, en dus onleesbaar, de omlopende wind, de verschuivende, onzichtbaar veranderende platen
Louise Glück, Averno
In The Rise richten componist Eva Reiter en choreograaf Michiel Vandevelde zich op de verschillende werelden die naast elkaar bestaan, die elkaar afwisselen en zich achtereenvolgens op het podium ontvouwen. Het is dankzij vertaling dat dergelijke nieuwe werelden het levenslicht zien. Door symbolen, tekens, gebaren en geluiden te vertalen en te hercontexualiseren, worden nieuwe talen gecreëerd en wordt ons perspectief op een bepaalde wereld volledig getransformeerd.
Ruben Grandits staat centraal in het stuk. Deze jonge performer is doof, maar toch de enige persoon die in staat is om het verhaal op het publiek over te brengen. Zijn handen zijn uitgerust met sensoren – zijn gebaren worden automatisch omgezet in geluid. Als hij aan de hand van gebaren met ons praat, dienen die als fundament voor een wereld vol geluid en beweging. Omgekeerd wordt muziek weer vertaald naar visuele gebaren, waardoor het stuk ook toegankelijk is voor doven. The Rise heeft een focus op echo’s en bemiddeling. Het stuk dient tot voorbeeld van communicatiemiddelen waarin bemiddeling niet kan – en niet zal – worden vermeden.
The Rise is gebaseerd op de poëzie van Nobelprijswinnaar Louise Glück, met name haar publicatie Averno, die het vertrekpunt vormt voor het libretto. Averno is een kratermeer in Italië en werd in de oudheid gezien als de toegangspoort tot de onderwereld. In haar gedichten verbindt Glück de wereld van de levenden met die van de doden, en laat ze beide in wisselwerking treden met elkaar. Door van de ene wereld in de andere te stappen, worden beelden opgeroepen van leven en dood, van de eeuwigheid en het wereldse. Net zoals het oppervlak van het meer een soort doorlaatbaar membraan is, dat leidt naar dat parallelle universum, creëren we parallelle en tussenliggende werelden aan de hand van de manier waarop deze gedichten worden opgevoerd.
Doorheen het hele werk kunnen we geen traditionele muziekinstrumenten zien of horen – alleen nieuwe, zelfgebouwde instrumenten vormen het skelet van de muziek en het decor. Alle instrumenten werden bedacht met het idee dat beweging rechtstreeks in geluid zou worden omgezet – soms collectief. Het ensemble bestaat uit vier dansers, vier muzikanten, een zanger en de verteller, die samen een ‘homogene’ groep vormen met echoënd materiaal. Samen vormen ze bovendien een ‘koor’, dat een beslissende functie vervult in zijn collectieve rol, en op het podium steeds meer de vorm aanneemt van een nieuwe gemeenschap. Terwijl muzikale informatie wordt weergalmd in gebarentaal – in die zin van bemiddeling – zijn er verschillende manieren om dit werk te interpreteren en in zich op te nemen. Een onvermogen om individuele aspecten te begrijpen is geen tekortkoming en hoeft niet te worden gecompenseerd! In tegendeel: het vertegenwoordigt de verschillende gezichtspunten van waaruit we ons begrip kunnen puren.